Over mijn kindertijd en pubertijd

Het is er nooit niet geweest

Hoe diep ik ook graaf in mijn geheugen: ik vind geen ‘startpunt’ van mijn onderdanige en masochistische gevoelens. Geen trauma. Geen misbruik of andere akelige dingen. Een normale christelijke jeugd in de jaren ’60.

Al van heel klein meisje af had ik het verlangen om vastgebonden te worden. Dit was verbonden met een zeer diepe schaamte daarover. Ik ben ermee de aarde opgestapt. Ik besefte dat andere mensen dat niet hadden. Met een buurmeisje wisselde ik ‘geheimen’ uit. We waren een jaar of 8 misschien. Zij wilde doktertje spelen. Ik wilde vastgebonden worden. Met brede post-elastieken om mijn polsen en enkels lag ik op de speelzolder. Ik schaamde me, maar mijn verlangen overwon blijkbaar toen al mijn schaamte. Voor mijn vriendinnetje was er natuurlijk niks aan: er viel niets meer te spelen met mij, want ik kon zo wel uren blijven liggen. Nu nog krijg ik daar een heel ongemakkelijk gevoel over.

In een jeugdboek las ik een verhaal over een jongen die een meisje kwam redden uit een onveilige situatie. Zij wilde niet gered worden, was koppig. Om haar toch mee te krijgen, bond hij een touw om haar polsen om haar zo mee te trekken. Die passage intrigeerde me mateloos. Ik schreef de bladzijde over op een blaadje papier. Het lag in een laatje op mijn slaapkamer. Hoe vaak heb ik het niet overgelezen.
Ik was nog te jong om mijn vreemde gevoel te verbinden met seksualiteit. Maar het deed iets met me. En het was iets in mij wat raar was.

Mijn moeder kwam me welterusten wensen. Ze boog over mijn bed en gaf me een nachtzoen of een aai. Verscholen onder de dekens had ik een broekriem om mijn enkels gebonden. Ik wilde niet dat ze het zag. Als ze het zou zien zou ik door de grond willen zakken. Maar toch deed ik het. De drang was zo groot. Soms pakte ik nog een tweede riem, gespte die ruim om mijn middel en wurmde daarna mijn armen er bij in.
Het liefst zou ik zo willen inslapen: met gebonden voeten en armen. Maar dat is me in mijn hele leven nooit gelukt. (–>)

Toen mijn ouders een keer weg waren, snuffelde ik in huis in verborgen hoekjes. Ik was een schoolkind, 10 jaar misschien? Ik vond studieboeken van mijn moeder. Ze was psychiatrisch verpleegkundige in de jaren ’50. Ik bladerde door de vreemde beschrijvingen en plaatjes. Het ademde natuurlijk een tijdgeest die we nu niet meer kennen. Maar als jong meisje las ik mezelf bij de seksuele afwijkingen: ‘masochisme’: de behoefte om pijn gedaan te worden, vernederd te worden. Ik snapte ogenblikkelijk dat het over mij ging. En dat er dus iets heel erg mis was met mij.
Niemand mocht dit ooit van mij te weten komen, want dan zouden ze zeker van me walgen, zich van me afkeren.
Niemand!

Zo waren er tal van verwarrende momenten als opgroeiende puber.
De aardrijkskundeleraar waar ik verliefd op was: een arrogante man die me een keer met één opmerking en plein publique heel klein maakte. Toch mocht hij me wel want ik was een ijverige en goede leerlinge.
Een leerlingenstunt in de aula: jongens uit de hoogste klassen met een dreigende uitstraling: lange jassen, zonnebrillen, een soort wapenstokken in de hand. Zij moesten de jongere leerlingen op afstand houden. Iedere keer weer zocht ik de confrontatie op en liet ik me wegsturen.

Ik was een puber. Ik wist niet wat er in me omging, waarom ik zo deed. Maar andere meisjes deden niet zo.

Anja

(lees HIER het vervolg)